Rijke culturele traditie
Van Praag tot Bratislava – en ver daarbuiten – richtten kunstenaars zich op het verbeelden van stadse dynamiek of een eenvoudig dorpsleven. Op fabrieken en flats of juist op boeren en het buitenbestaan. Op het nachtleven in een metropool, met arbeiders aan een bar. Of lege landschappen waarin het ooit rustig toeven was, in een overzichtelijke wereld. Voortbouwend op een rijke culturele traditie, midden in het hart van Europa, stonden kunstenaars op zoals Edmund Gwerk, Otto Gutfreund, František Muzika, Géza Schiller, Sándor Bortnyik, Ester Šimerová, Milada Marešová, Erika Streit en Ilona Singer-Weinberger.
Pas relatief recent groeit de waardering weer in Tsjechië en Slowakije voor deze kunst die grotendeels in vergetelheid was geraakt. Ooit opgeborgen in museale depots, vanwege de reuk rondom figuratieve kunst als propagandamiddel van totalitaire regimes. De aardschokken die het Europese continent doorstond tijdens de Eerste Wereldoorlogtrilden nog lang na in Midden- en Oost-Europa. Met de ineenstorting van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk in 1918 ontstonden nieuwe geografische grenzen, die oude regio’s dwars doorkliefden. Bohemen, Moravië, Silezië, Slowakije gingen op in nieuwe staten.